Flitswerkgroep FCB 2024/25

We willen (beter) leren werken met een reportageflitser (Speedlite) Tot nu toe hebben we al een aantal dingen doorgenomen:

Wanneer flitsen we?

  1. bij onvoldoende licht
  2. bij een hoog contrast (groot verschil tussen licht en donker, zon – schaduw – tegenlicht – zijlicht) dus om donkere delen in de foto op te helderen of bij indirect flitsen het contrast te verlagen
  3. voor een sprekender effect (lichtje in de ogen, vollere kleur) of het contrast verhogen
  4. om beweging te bevriezen
  5. om sterk gekleurd aanwezig licht te neutraliseren
  6. wanneer een grote scherptediepte in combinatie met een lage gevoeligheid gewenst is (< F8 en ≤ ISO 100 of 200) en dat bij het aanwezige licht niet mogelijk is

Over de eigenschappen van het flitslicht hebben we gekeken naar:

  1. de richting van het licht (recht vooruit of bouncen via het plafond, een muur, een reflectiescherm of het ingebouwde witte plaatje voor een effectlicht (catchlight panel) en tenslotte de lichtbundel wat breder maken door de groothoekdiffusor voor de flitskop te schuiven) We hebben ook gewerkt met de regel hoek van inval = hoek van uitval, om nauwkeurig(er) te bepalen waar het flitslicht terechtkomt als je indirect flitst.
  2. de sterkte van het licht (de flits als hoofdlichtbron of een groot aandeel in de belichting) we hebben geëxperimenteerd met normaal flitsen (nominaal, precies goed belicht, flitssterkte op 0), meer of minder flitsen (flitssterkte op + of -)(in stappen van 1/3 stop, van -3 tot +3) en dit is een bewuste correctie of artistieke keuze)
    Het richtgetal geeft de maximale kracht van een reportageflitser of een studioflitser aan. Hoe hoger het richtgetal is, hoe krachtiger de flitser is en hoe verder het flitslicht komt. Als je flitser onvoldoende vermogen heeft voor een correcte belichting kun je zonodig de ISO verhogen. Maar dit zal niet zo snel gebeuren met de meeste flitsers.

    Mocht je voor jouw flitser willen berekenen hoe ver het flitslicht kan komen:

    (Maximale) Afstand = richtgetal van de flitser / diafragma (bij ISO 100 of ISO 200, afhankelijk van de fabrikant)

    Een reportageflitser met bijvoorbeeld een richtgetal van 32, kan met diafragma f/5.6 een onderwerp op 5.7 meter afstand belichten (32/5.6 = 5.7) Hoe groter het diafragma (grotere lensopening, lager getal), hoe groter de afstand die het flitslicht kan overbruggen. Hoe lichter de ruimte is en hoe hoger de ISO staat ingesteld helpt ook zeker mee.
  3. het karakter van het licht (hard/puntlicht direct uit de flitskop en zacht/diffuus licht door indirect flitsen of door een diffusor (wit kapje of hoesje) op de kop te plaatsen

We gaan verder met de functies en instellingen van de flitser.

1. TTL (E-TTL of i-TTL) Through The Lens.

De flitser werkt automatisch samen met de camera via de flitsschoen. Het betekent dat hij bijvoorbeeld bij F8 meer licht uitstoot dan bij bijvoorbeeld F5.6 of F4. En bij ISO 400 bijvoorbeeld minder dan bij een lagere ISO.

De E en de i staan voor Evaluative of Intelligent. Dat houdt in dat de flitser een klein flitsje vooruit stuurt om te meten hoe hij optimaal de belichting kan aanvullen in combinatie met het aanwezige licht en de gekozen instellingen op de camera.

Zoals we gezien hebben bij opnamen maken in de woonkamer naar het raam gericht reageert de flits op het ingestelde diafragma. De sluitertijd heeft geen invloed op de flitssterkte maar bepaalt wel de invloed van het omgevingslicht in de foto. (in dit geval was dat daglicht van buiten, in de avond zullen lampen die aanstaan voor warm licht in je foto zorgen als je een wat langere sluitertijd instelt. Ook wel slow-sync flitsen genoemd.

2. Zoom.

De flitskop kan intern bewegen. Indien automatisch (A of AU) ingesteld zal de flitsbuis in de uitgezoomde stand van je lens achterin blijven, wanneer je inzoomt schuift de buis naar voren. Het licht wordt in groothoek breed uitgestoten, in de telestand wordt het licht gebundeld.

De zoomstanden lopen bijvoorbeeld van 24 mm tot 105 mm of nog korter of nog langer. Dat verschilt per flitser.

Je kunt de zoom ook handmatig (M) instellen. Bijvoorbeeld om in de groothoekopname een soort spotlicht te creëren.

3. Flitsbelichtingscompensatie

De flitssterkte kun je zowel op de flitser zelf als op je camera aanpassen. Als de flitser de hoofdlichtbron is flits je normaal (nominaal), de flitsbelichting staat dan op 0. Is er voldoende licht aanwezig en de flitser dient als aanvulling, voor een effectlicht of om de schaduw iets op te helderen dan kun je minder krachtig flitsen. Je stelt de flitssterkte dan bijvoorbeeld in op -1 of -2 of -3, maar -1/3, -2/3 etc. is ook mogelijk.

Flits je indirect en/of over een grotere afstand dan flits je harder, bijvoorbeeld +1 of +2 of +3 of ook in stapjes van 1/3. Vooral bij een zeer hoog contrast tussen licht en schaduw zul je moeten inflitsen en heb je meer flitssterkte nodig.

4. Flitsen bij korte sluitertijden (High speed sync)

De camera kiest in een automatische stand bij flitsen vaak voor een vaste sluitertijd van bijvoorbeeld 1/200. Het kan ook iets langer zijn afhankelijk van de lichtomstandigheden en het gekozen programma, maar het is zelden of nooit korter dan 1/250. De flitssynchronisatietijd is de kortste sluitertijd die een camera kan gebruiken in combinatie met een flitser Je kunt handmatig wel kortere tijden instellen, maar dan wordt de beeldsensor niet volledig belicht. Je ziet een zwarte streep of vlak.

Bij een langere sluitertijd kun je altijd flitsen en krijgt het omgevingslicht meer invloed zoals we eerder al zagen.

Wil je toch een kortere sluitertijd gebruiken bijvoorbeeld om beweging te bevriezen stel dan Hss in. De flitser geef dan de benodigde hoeveelheid licht niet in één keer af, maar in een serie korte stootjes flitslicht, stroboscopisch.

5. Flitsen op het tweede gordijn (second curtain)

Je flitser staat standaard ingesteld op flitsen op het eerste gordijn. Dat betekent dat het gordijn (de lamellen) opengaan, de flits gaat af, de foto wordt verder belicht met de ingestelde sluitertijd en dan sluit het gordijn door een tweede set lamellen. Hierdoor kun je bij wat langere sluitertijden een bewegingsspoor van licht zien in de opname. Doordat de flits de beweging bevriest en er daarna nog doorbelicht wordt zal dat lichtspoor vóór degene of datgene wat beweegt uitgaan. Dat vinden we niet logisch om te zien. Door de flitser in te stellen op het tweede gordijn komt het lichtspoor er achteraan. Ditkomt doordat dan éérst de sensor belicht wordt en pas aan het eind gaat de flits af en bevriest de persoon of het object.

6. Handmatig flitsen, manual (M)

Het is mogelijk om zelf de hoeveelheid flitslicht te regelen op basis van het richtgetal, de maximale hoeveelheid licht die de flitser kan uitstoten. Je kunt dan kiezen voor waarden van 1/1, ½, ¼, enzovoort tot 1/128e. dit is in feite een vorm van studio- of gevorderde fotografie waarvoor je mogelijk een flitsmeter of belichtingstabel bij moet gebruiken. Ik raad dit niet aan als je spontaan wilt fotograferen. Je kunt er uiteraard me experimenteren als je dat leuk vindt, om zelf te bepalen hoeveel flitslicht je op je onderwerp wilt hebben, bijvoorbeeld als je een object mooi wilt uitlichten. Maar dan werkt los van de camera flitsen in de TTL stand waarschijnlijk eenvoudiger.

Een extra functie is de flitsbelichtingsvergrendeling. Lees er meer over als je wilt op deze pagina https://www.canon.nl/pro/infobank/flash-exposure-lock-compensation/

7. Stroboscopisch flitsen bij lange sluitertijden (Multi)

Bij gebruik van de stroboscopische flits met een lange sluitertijd kun je meerdere opeenvolgende bewegingen fotograferen op één foto. Je stelt bij stroboscopisch flitsen het flitsvermogen, het aantal flitsen en de flitsfrequentie (het aantal flitsen per seconde = Hz) in. Aan de technische kant, maar zeker leuk om uit te proberen als dat je wat lijkt.

Je kiest een gewenste flitssterkte (ergens tussen 1/128 en 1/4), het aantal flitsen en hoeveel flitsen per seconde (Hz) deel je door elkaar om de passende sluitertijd uit te rekenen. Aantal flitsen/Flitsfrequentie = Sluitertijd.

8. Custom functies

Er zijn meerdere extra fu ncties in te stellen indien je flitser daarover beschikt. Bijvoorbeeld of de flitser automatisch wordt uitgeschakeld, of er een (autofocus)hulplicht gebruikt wordt et cetera. Kijk daarvoor in de handleiding van je flitser.

9. Off-camera flitsen met een zender

Om je onderwerp mooi uit te lichten met de flitser los van de camera kun je deze aansturen met een zender:

a. Infrarood
b. Radiografisch

Dit gaan we samen in de praktijk uitzoeken en uitproberen!

10. Strobist, fotograferen met meerdere flitsers

Dit is een methode om bijvoorbeeld op locatie met een lichtgewicht set professionele portretfotografie te beoefenen. Je gebruikt dan je reportageflitser(s) als master of als slave, eventueel in combinatie met een zender en (meerdere) ontvanger(s)

Als dit je leuk lijkt en je wilt investeren in een set kun je hier kijken welke accessoires je zoal nodig hebt:

https://www.cameranu.nl/nl/advies/strobist/basis-wat-heb-je-nodig

Tenslotte een voorbeeld van alle mogelijke symbolen op het scherm van je flitser.

3 antwoorden op “Flitswerkgroep FCB 2024/25”

  1. Dank voor het plaatsen Tinus!

    Mocht iemand interesse hebben in de presentatie van 24 maart met de voorbeelden en tips over flitsen, laat het me dan weten via helenvandijk1@gmail.com dan stuur ik je die toe!
    Vragen zijn ook altijd welkom, hartelijke groet, Helen

  2. Fijn dat je jouw kennis deelt met de leden tijdens de clubavond, het delen van jouw presentatie en niet te vergeten de werkgroep die je trekt. Flitsen biedt inderdaad heel veel mogelijkheden en geeft een extra dimensie aan vele foto’s.

Geef een reactie